zondag 13 december 2009

Alessandria-Andorra-Avignon

Dit is het verhaal van mijn A-vakantie, in de laatste week van oktober 2009. Ik noem die zo omdat deze reis per motor toevallig veel plaatsen met een A aandeed:
van Alessandria naar Andorra, met overnachtingen in Avignon, Albi en Arinsal.










De aanloop bestond uit een rit naar Frankfurt, om de nachttrein naar Alessandria te nemen. Daar begon de echte vakantie.

Eerste dag
Om 8:00 uur verlaten we de trein. Het is koud en mistig in Allesandria. Ben ik hiervoor naar het zuiden gegaan? Bijna een uur wachten en ijsberen tot ik Leo van de trein kan halen. Niet voor niets moet je daarbij je helm op zetten: ik voel twee keer een flinke 'bonk' als ik een dwarsbalk van de wagon raak.

Als ik de stad uit rijd, de rivier over, klaart het meteen op. De ochtendzon komt erdoor. Kijk, dat was de bedoeling.
Ik rijd naar het oosten, richting de Alpes Maritime. Al snel verschijnt de Monte Viso in beeld, de meest zuidelijke hoge drieduizender van de Alpen.















Bijna 20 jaar geleden heb ik nog eens met Frits (v.d. Kerk) geprobeerd die top te bestijgen. Maar door materiaalpech hebben we de toppoging moeten afblazen, en slechts de tour om de berg heen gedaan. Ook mooi, maar eigenlijk staat deze berg nog op onze verlanglijstjes.

Ik schat dat de sneeuwgrens op ongeveer 2000 m hoogte ligt. Dat maakt het spannend, of de passen die ik wil doen wel sneeuwvrij zijn. Voor vandaag staat de Col de Tende (1871 m) op het programma, en dan nog liefst over de oude, onverharde pasweg. Dat wordt dus de vraag, of dat gaat lukken.














Zo ziet de Col de Tende er uit in de zomer. Magnifiek onverhard kronkelwerk, met 46 haarspeldbochten die vaak zo krap zijn dat je met de motor ook al bijna moet steken.















In het dorpje Limone Piemonte, aan de voet van de pas, blijkt de sneeuwgrens toch wat lager te liggen dan verwacht. Naast de kerk ligt een flinke hoop sneeuw waar kinderen vanaf glijden, en er staat een grote sneeuwpop. Ik geniet in het zonnetje op een terrasje van een lekkere warme lunch.















Net boven het dorp begint de pasweg, ergens links van die skipiste. Deze kant is verhard, maar is hij geruimd?















Het gaat nog een eindje goed, maar voordat het echte slingerwerk begint, is het uit met de pret. Dit is echt te glad.
Dan maar terug, en via het tunneltje naar Frankrijk.

Hé, aan deze kant is het helemaal droog!
Dat is mooi, dan kan ik in elk geval aan deze kant op en neer.































Op de top van de pas staan een paar oude forten. Heerlijk om een halfuurtje rond te lopen, maar ik kan er met Leo nu niet bij. Hier heeft het franse (sneeuw)weer geheerst.




Na deze bochtenorgie gaan we door naar de kust. Via een paar mooie gorges.















Hoog daarboven liggen stokoude dorpjes. Dat zie je hier veel. Vroeger hebben zich hier keuterboertjes gevestigd die geen land hadden in de vruchtbare dalen. Op de rotshellingen konden zij nog wel kastanje- en olijfbomen houden. En geiten; die doen het overal. Nu zijn het sfeervolle retraite-oorden voor welgestelden en toeristen.

Tegen 16:00 uur komt Monaco in beeld.















Daar ga ik op zoek naar het hoogste punt. Zie Top Monaco bereikt!

En dan weer terug naar het noorden, de bergen in. Via de wegen die vroeger altijd door de Ralley de Monte Carlo gevolgd werden. Prachtig bochtenwerk. Overnachting in een hotelletje op de Col de Turini (1607 m). Maar eerst nog even een rondje op de berg l'Authion (2080 m) rijden. Dit is een historisch militair bolwerk; de hele bergtop staat sinds 1870 vol met forten en uitkijktorens. Aan het eind van de 2e Wereldoorlog is hier nog zwaar gevochten, met grote verliezen voor de aanvallende partij (Frankrijk). Maar daardoor is de Mercantour wel weer helemaal frans.












































Het uitzicht rondom is indrukwekkend. Echt een strategische plek.

Het hotel blijkt een beetje in vervallen toestand. Lauw douchewater, krakende vloeren, smakeloos ingerichte bar/restaurant. Maar het uitzicht vanaf het balkon is top.

Tweede dag
De dag begint met een misverstand. Het ontbijt zou om 7:30 uur zijn, maar er is dan nog niemand aanwezig. Na 10 min. komt de chef slaperig binnen, en is verbaasd mij te zien. Het blijkt nog maar 6:30 uur te zijn, omdat de wintertijd ingegaan is! Net iets voor mij, om dat te vergeten.
Dat betekent dat ik 's avonds een uur minder heb voor zonsondergang. Moet ik met de planning wel rekening mee houden.

Vandaag wil ik over één van de hoogste Alpenpassen: de Col de la Bonette (2712 m). Er zal wel sneeuw liggen, maar hopelijk is de weg geruimd.















De Mercantour is een paradijs voor motorrijders, zeker in dit jaargetijde. Althans, als je een toerrijder bent, die graag een mooie omgeving ziet. Fantastische herfstkleuren, varierend van stralend geel tot vlammend rood. De weggetjes zijn ongelooflijk bochtig; je kunt makkelijk 1000 bochten op een dag draaien. Maar het wegdek is vaak beroerd, met losse steenslag erop na een reparatie. En er is véél gerepareerd, de laatste tijd. Dus scheuren is er niet bij.































Ik raak steeds verder achter op het tijdschema. Truus blijkt ervan uit te gaan dat ik hier 60 km/uur kan rijden. Zeg trut, doe het dan zelf! Ik doe mijn best, maar een gemiddelde van 40 is het hoogst haalbare. De ene D-weg is de andere niet, soms kun je niet harder dan 30 en soms zonder probleem 90 km/u. Maar Truus maakt dat onderscheid niet. Ik moet mijn plannen gaan aanpassen, als ik op tijd in Avignon wil zijn.

De Col de la Bonette blijkt afgesloten te zijn. Logisch, want het is geen economisch belangrijke route. Je kunt ook de parallel gelegen overgang nemen: de Col de la Cayolle (2327 m), die wordt wel zo lang mogelijk opengehouden.
















En dat blijkt ook een hele mooie te zijn. Met prachtig gekleurde lariksbossen.















Er ligt op deze hoogte niet zoveel sneeuw, maar 400 m hoger zal het wel te veel zijn om te ruimen.

Na de lunch op een terrasje in Barcelonnette gaat het over de Col d'Allos (2250 m) weer terug naar het zuiden. In het bovendal van de Verdon ligt een prachtig ommuurd stadje: Colmars-les-Alpes.














Absoluut de moeite waard om een uurtje rond te wandelen, maar daar heb ik vandaag geen tijd voor. Misschien moet ik mijn vakantiedagen wat minder vol plannen...















Op deze weg kan ik lekker scheuren. Langs het stuwmeer Lac de Castillon is het toch niet zo mooi, omdat het waterpeil erg laag staat. Er liggen hele moddervlakten bloot.
Ik heb een mooi duel met een Audi R8. Soms lig ik op kop en soms hij. Pas na twee snelle inhaalmanoeuvres kan ik hem afschudden. Dat lukt hem niet zo gauw, met zijn dikke kont :-)

De Gorges du Verdon zijn weer prachtig. Voor een prachtige zondagmiddag valt de drukte op de weg erg mee.





















Inmiddels ben ik zo ver achtergelopen op het schema van Truus dat ik de Mont Ventoux maar rechts laat liggen, en rechtstreeks naar Avignon rijdt. Een prachtige stad, met helemaal rondom nog (bijna) intacte muren.











Ik heb een niet te duur hotel gevonden pal in het centrum, tegenover de Opera en vlak bij het Palais du Papes. In de 14e eeuw zetelden de pausen hier i.p.v. in Rome. Het Palais is een imposant, burchtachtig gebouw op een rotsheuvel naast de Rhône. Aan de voet van de heuvel ligt de befaamde Pont d'Avignon ("On y dance, on y dance..."). Heerlijk om hier bij avondlicht rond te wandelen. Eten op een terrasje, eind oktober!

Derde dag
Vandaag gaat het naar de oude stad Albi. De D981 door de Gard is wat saai, maar westelijk van Alès wordt het weer leuk: de Cévènnes. Het landschap en de begroeiing zijn net weer anders dan de Provence en de Mercantour. Andere kleuren, andere geuren.
Mooie, stille weggetjes, met bordjes als deze, die een glimlach op het gezicht van iedere motorrijder toveren.















Met dat "dangereux" valt het overigens erg mee (of tegen?). De locals zijn daar blijkbaar nogal watjes, vergeleken bij de rest van Frankrijk.
Een mooi gelegen kasteeltje is helaas buiten het seizoen niet open voor bezichtiging.

Altijd open is de brug over de Tarn bij Millau:















De hoogste brug van de wereld; de middelste pijler is 343 m hoog, hoger dan de Eiffeltoren. Een ongelofelijk staaltjes van techniek, zoals ze dat gebouwd hebben.
Het valt niet mee om een perfecte fotoplek te vinden. De beste stek wordt geëxploiteerd met een tentoonstelling en kiosk, uiteraard alleen betaald te betreden. Maar net daarnaast kan ik, over het hek heen, toch een mooie foto maken. En dan de goede route terugvinden, want Truus heeft wat moeite met de (nieuwe) weggetjes hier. Uiteindelijk kost me dit uitstapje veel meer tijd dan de bedoeling was.

Een wegafsluiting blokkeert de geplande route langs de Tarn. Ik vind een leuk alternatief, steil omhoog slingerend naar de hoogvlakte, maar dan moet ik toch ook weer terug naar beneden. Het begint al te schemeren als ik eindelijk het laatste stuk langs de Tarn naar Albi kan afleggen. Ik rijd eigenlijk iets harder dan ik zou willen, gezien het slechte wegdek, maar in het donker is dat nog vervelender, dus het moet maar.

Albi bereik ik in het donker. Het hotel is gelukkig makkelijk te vinden. Het is gevestigd in een oude watermolen. Dat klinkt kleiner en knusser dan het is, want het is een fors gebouw. Maar wel mooi gelegen aan de rivier, met uitzicht op de oude stad.















Albi heeft een bijzondere bouwstijl; alles is van baksteen gemaakt, zelfs de kathedraal. Dat zie je niet veel in Frankrijk, zeker in bergachtige gebieden met voldoende natuursteen voorhanden. Geen idee waarom ze hier voor baksteen gekozen hebben.
De binnenstad is zeer geschikt om 's avonds voor en na het eten in rond te banjeren. Goed onderhouden, romantisch hoekjes en gaatjes, hoogteverschillen, noem maar op.
Albi was rond 1000-1200 het centrum van de gnostische 'ketterse' stroming der Albigenzen, die later Katharen zijn genoemd. In de 13e eeuw zijn zij door 'Rome' en de Franse koning middels drie kruistochten grondig afgeslacht. In deze omgeving zijn nog veel restanten te vinden, zoals het Chateau de Montségur, op de top van een berg.

Vierde dag
Vanmorgen wil ik eerst flink kilometers maken, zodat er meer tijd overblijft voor de Pyreneeën. Dus over de snelweg naar Toulouse, met uitzicht op de Pyreneeën. Ik kijk weer met spanning naar de hoeveelheid sneeuw op de toppen; het lijkt erg mee te vallen. Bij één van de tolpoortjes gaat het mis: de slagboom op mijn strook staat open, en voor ik er erg in heb ben ik er door gereden zonder een kaartje te trekken. Hoe ga ik dat uitleggen bij het volgende poortje? Mijn beetje schoolfrans blijkt net begrijpelijk genoeg, en ik kom er zonder boete vanaf.
Bij St.Gaudens van de snelweg af, en dan de Col de Portet d'Aspet (1089 m) over. Leuk pasje, maar verder niks bijzonders. Op naar de volgende: de Col de la Core (1395 m). Maar eerst even lunchen op een leuk terrasje.
Tot mijn verbazing zie aan de andere kant van het riviertje een huis rijden. Ja, je leest het goed. Ze zijn een houten huis aan het verplaatsen, op een soort dieplader met een trekker ervoor. Links en rechts moeten er obstakels verplaatst worden, en het hele transport loopt een poosje vast op een net te hoog tuinmuurtje. Buitengewoon interessant, maar dat is de weg waarover ik straks omhoog wil! Ik kan er zelfs met de motor niet langs, en er is geen alternatief.
Dan die col maar laten schieten, en via het volgende dal rijden.

En zie, zoals zo vaak bij een gedwongen omweg blijkt dit een hele mooie route te zijn. Een prachtig dalletje.















Vanaf Aulus zit ik weer op de geplande route, naar de Col d'Agnes (1570 m) en de Port de Lers (1517 m).












Het is prachtig hierboven, helaas te groot om te fotograferen. Past niet in een kadertje, dus jullie zullen zelf moeten gaan kijken :)

Bij Tarascon kom ik op de grote weg naar Andorra. Het wordt drukker, en ik kom vaker tussen vrachtverkeer te zitten. Dit is nu eenmaal de enige route naar Andorra, en naar de belangrijke overgang naar Spanje: de Tunnel de Puymorens. Wel even opletten dat ik niet per ongeluk naar de Col de Puymorens doorrijd, maar rechtsaf sla naar de Pas de la Casa (2085 m), de voordeur van Andorra. Daarna begint het feest weer: een serie haarspelden leidt omhoog naar de eigenlijke pas, de Port d'Envalira (2408 m). Tot mijn verrassing staan daar een handvol benzinestations op een rij. Waarom staan die hierboven? Dit is niet de grens.










Een roedel overstekende koeien, met een herfstkalfje, geeft het geheel toch een gemoedelijke alpiene sfeer, zolang je de goede kant op kijkt. De bergen liggen er mooi bij in de avondzon. De (geringe) hoeveelheid sneeuw geeft vertrouwen in de beklimming van de Comapedrosa.

De weg richting de hoofdstad Andorra la Vella is niet erg fraai; veel industrie en commercie. Dus ik maak graag gebruik van een afsnijder over de Coll d'Ordino (1981 m). Een heerlijke pasweg als afsluiting van een mooie dag.












En dan nog even doorrijden naar Arinsal, waar ik in het donker nog even moeite heb om het hotelletje te vinden. Een keurig onderkomen voor slechts €25 per nacht, en een vriendelijke herbergier.
Lees meer over die dagen, met de beklimming van de Comapedrosa, in mijn bericht Top Andorra bereikt!

Zevende dag
Ik heb nog twee dagen om terug te komen in Avignon; voldoende tijd om nog een paar Pyreneeën-passen te doen. Die liggen vooral westelijk van Andorra, dus ik verlaat het land aan de Spaanse kant en buig dan in westelijke richting af.


















De Collado del Cantó (1725 m) stelt nog niet zoveel voor, maar de weg naar het noorden, naar de Port de Bonaiga (2072 m) wordt steeds mooier. Het valt me op dat hier dezelfde bouwstijl gebruikt wordt als in Andorra, met veel natuursteen en hout, maar wel in moderne vormen. Goed gedaan, welstandscommissie!
De pasweg van de Port de Bonaiga is strak geasfalteerd, heerlijk rijden. Maar wel uitkijken, want gezien de hoeveelheid poep op de weg loopt hier veel vee. En inderdaad, kort onder de pashoogte lopen heel wat paarden rond.

Aan de westkant van de pas wordt het wegdek een stuk slechter. Hier zijn ze nog niet aan toegekomen. Maar het uitzicht is er niet minder om.















Met een paar haarspeldbochten rijd ik over de Col de Portillon (1320 m) Frankrijk binnen. En even later is de Col de Peyresourde (1569 m) aan de beurt.












Maar ik verheug me vooral op de volgende passen: de Col d'Aubert (2498 m) en de Tourmalet (2115 m). Op de kaart ziet de Aubert-overgang er niet als weg uit, maar ik heb deze route 10 jaar geleden in omgekeerde richting al eens gedaan, en het is een onverharde weg. Moet kunnen.











De route door het dal omhoog is al een feest, hoewel wat frisjes want steeds in de schaduw. De vele slingers maken dat echter meer dan goed.















De meren van l'Oderon liggen er ook mooi bij. Op deze mooie herfstdag wordt hier veel gewandeld en gepicknickt, zelfs op bijna 2000 m hoogte eind oktober.















Bij het hoogste meer volgt de klap: een slagboom. Deze route is tegenwoordig grondig afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. Het is een beschermd natuurgebied geworden. Eigenlijk wel goed, maar toch jammer.















Aan de horizon is de weg over de pas goed te zien, maar onbereikbaar. Dus ik moet weer terug, en een andere route uitzoeken. De Tourmalet ga ik niet meer halen, dat zou nu een te grote omweg worden.
Ik kan de Col d'Aspin gaan doen, een bekende uit de Tour, maar net zuidelijk daarvan is een kleiner weggetje, dat over een hoger pasje gaat: de Hourquette d'Ancizan (1538 m). Ook weer met een A, dat is duidelijk een thema, deze week.




































Deze route is veel rustiger, en blijkt ook mooier. Op pashoogte is het een kostelijk weggetje door een open almengebied. Zeker een aanrader, als je niet met een caravan onderweg bent.
Er blijkt ook een paraglider onderweg, die even later landt op de weide. Ruimte genoeg.















Weer bij de grotere weg over de Aspin aangekomen, besluit ik deze niet te kiezen, maar over te steken en een klein weggetje naar de Col de Beyrède (1417 m) te nemen, en dan af te dalen naar de D929.

















Dat besluit betreur ik al snel. Het wegdek is zeer slecht, en er is geen uitzicht door het bos aan weerszijden. Daardoor liggen er ook veel (natte) bladeren. In de buurt van de Col is het wel mooi, met almen en koeien en zo. Maar even later duiken we weer de bossen in, over een steil smal weggetje dat nauwelijks verhard te noemen is. Even later een splitsing, waarbij de weg naar links verboden voor doorgaand verkeer is, en de weg naar rechts 'route barrée'. Ja, hallo, moet ik dan weer terug? Eerst maar eens kijken hoe barrée die route dan wel is; misschien kan ik met de motor wèl langs.
Nee dus. Vakkundig afgesloten door een omgevallen boom. Keren dus, en dat is een project op zich, op dit smalle steile weggetje. Na drie keer steken is het gelukt. Terug op de splitsing dan maar die andere weg genomen. Net doen of ik bestemmingsverkeer ben.
Zonder boze boeren tegen te komen, bereik ik veilig de grote weg. Gelukkig maar, want het begint al te schemeren.
Vanwege de tijd neem ik de snelweg naar Carcassonne. Een oude Katharanenstad, waar ik een hotelletje vind aan de voet van de imposante muren van de citadel.















Geen slecht uitzicht, vanaf het balkon. Na een snelle douche dit mooi verlichte oude stadje in, met een wandeling langs de muren en torens, en een voedzame maaltijd op een gezellig terras. In de zomer moet het hier verschrikkelijk druk zijn, gezien de grote parkeerplaatsen buiten de muren, en de gigantische hoeveelheid horeca in de citadel. Maar in oktober is het genieten.

Achtste dag
's Ochtends nogmaals de stad door gelopen, om wat foto's bij daglicht te maken.

































































Ook de stokoude kerk nog even bezocht. Er hangt hier een bord met de patrons sinds het jaar 589!

De reis gaat verder naar Avignon, waar 's avonds de autotrein terug naar Duitsland vertrekt. Die mag ik uiteraard niet missen. Maar er is nog wel tijd voor een omweg via de zuidelijke Cevennen.











In het begin zie ik niet veel door de mist/wolken, die boven de 900 m. hangen. Maar die trekken gelukkig rond het middaguur op.















De herfstkleuren zijn weer prachtig. Maar ik merk dat ik verder niet veel meer opneem van de omgeving en de route. De hele dag rijdt ik wat op de automatische piloot. Mijn hoofd zit blijkbaar al vol met alle indrukken, er kan niks meer bij.





















Ik kom op tijd in Avignon aan om nog een hapje te eten. Als ik Leo op de trein zet, kijk ik nog eens goed naar de voorband: na meer dan duizend bochten op dat ruwe franse grind-asfalt is er van het profiel bijna niets meer over...

Op het station ontmoet ik een paar aardige Duitsers, vader en zoon, die in Monaco een stokoude Jaguar hebben gekocht. Vader rijdt zelf ook motor, maar 'mag' van moeders niet meer zelf op avontuur uit. Verlekkerd luistert hij naar mijn verhalen. Zoonlief kijkt er wat besmuikt bij.
Ik deel de couchette met een aardige engels-zweedse familie. Wat kom je toch veel leuke mensen tegen, als je alleen op reis bent.

Negende dag
Vanuit Hannover is het nog een hele rit terug naar Breda. En pal op de grens van Nederland begint het natuurlijk te regenen, en regenen, en regenen... Na een week prachtig weer was ik dat alweer vergeten, hoe nat en koud de herfst bij ons kan zijn. En dan met die gladde voorband...
Afijn, ik ben heelhuids aangekomen. En kan terugkijken op een goed bestede week, met twee Tops of Europe en een prachtige motorreis. Volgend jaar weer twee toppen?